
In dit nummer
De dame ligt ineengestrengeld met haar fiets op de grond
FOTO JEANNETTE HUISMAN

Het is een mooie herfstmiddag en ik ga rennen. Heel slecht geslapen. Dat overkomt me vaker na het presenteren van mijn talkshow op de late avond. Dan pak ik een saai boek en val vanzelf rond twee uur in katzwijm. Maar vannacht las ik de laatste 200 pagina's van ‘t Hooge Nest, waarin Roxane van Ieperen op onnavolgbare wijze het hemeltergende verhaal vertelt van twee Joodse zussen die in de Tweede Wereldoorlog een Goois landhuis vol onderduikers runnen. Een tip: lees dit boek ergens op een zonnig strand of op klaarlichte dag in je keuken, maar vooral niet diep in de nacht in een aardedonker achterhuis. Mijn ogen zijn nog rood van het huilen. Ik ren mijn vaste rondje langs het water. Regelmatig kom ik daar een collega tegen. Die doet hetzelfde rondje. Dan zwaaien we, terwijl wij elkaar niet mogen. Een kwestie van beschaving. Het is eigenlijk geen rennen wat ik doe, maar joggen. Om mij te sarren gaat mijn jongste zoon vaak een stukje naast mij snelwandelen, terwijl hij verveeld in z'n telefoon kijkt. Dat deed ik ook altijd met mijn schoonvader. Die jogde zo langzaam dat ik 'm achterwaarts snelwandelend bij kon houden. Daar moest hij vreselijk om lachen.






Bij een kruising krioelen fi etsers als mieren door elkaar. Het gaat op een wonderlijke manier precies goed. Ik ren door het groene licht over het zebrapad, waardoor een fi etser moet remmen. Een dame rijdt van achteren zacht tegen hem aan en valt met fi ets en al op de grond. Het is meer zijgen dan vallen, traag en onafwendbaar. Ik spoed mij terug van het zebrapad. Ze ligt ineengestrengeld met haar fi ets op de grond en de jongen staat bezorgd over haar heen.
Het is een dame van in de tachtig. Ze draagt handschoenen, een shawl, een elegante jas en een jeans. Op haar grijze haardos een mooie, bontgekleurde pet. Haar broek kleurt rood van het bloed. ‘Oeiiiii!' kreunt ze.
Mijn moeder is 85 jaar oud. Deze vrouwen leefden al toen het oorlog was in ons land. Toen de zussen Janny en Lien uit ‘t Hooge Nest vochten voor hun leven en dat van de overige onderduikers in hun gehuurde landgoed. De jongen en ik tillen de oude vrouw behoedzaam op. We begeleiden haar naar een bankje en we stellen ons aan elkaar voor. Hij heet Thomas en zij Sophie. We stropen haar linkerbroekspijp op. De wond is gelukkig niet diep of groot, maar omdat het vel op haar scheenbeen zo dun is, stroomt er veel bloed uit. Ik ga snel in een café verband halen. ‘Oeiiiiii!' jammert ze, van schrik en pijn. Als ik terug ben met verband zit Thomas geknield voor Sophie en hij praat geduldig met haar. Een kwestie van beschaving. Ik bedek de wond met twee gaasjes en wikkel een rol verband af om haar onderbeen en even, heel even, is zij voor mij Janny uit ‘t Hooge Nest. Ik raak met haar been de oorlog aan.
Even later fi etst ze kranig weg. Maar met mij komt het vandaag niet meer goed.