verlaten VROUW
Elke maand interviewt corine koole een linda. -lezeres die in de steek is gelaten door haar man, of andersom
DE MAN VAN JUDITH (42) WERD REGELMATIG VERLIEFD OP EEN ANDER. ZO WAS HIJ NOU EENMAAL, DAAR GING JE TOCH GEEN HUWELIJK VOOR OPBREKEN?
‘ZO SUKKELDEN WE TWINTIG JAAR LANG DOOR ’
“Onze relatie was gebaseerd op één groot misverstand en gebrek aan communicatie, zou je achteraf kunnen zeggen. Toen ik Maarten leerde kennen in 2000, woonden we allebei op een andere gang van dezelfde studentenflat. Ik vond mijn nieuwe leven als student behoorlijk spannend en merkte dat ik rustiger werd in zijn nabijheid. Hij was lid van de barcommissie en ik vond het fijn om naar hem te kijken als hij biertjes tapte. Hij verwachtte niks van me, en ik niks van hem en juist daardoor groeide er ongemerkt een hechte vriendschap. Als hij vertelde over zijn jeugd die hij op allerlei plekken op de hele wereld had doorgebracht, luisterde ik aandachtig, het leek me exotisch om net als hij een vader te hebben die als arts werkte in derdewereldlanden. Eens maakten we een wandeling met een aantal vrienden. Op de terugweg legde hij zijn arm om mijn schouder en verwarmde me; van het ene op het andere moment voelde ik me geborgen. Ik was niet bezig met de volgende stap: de mogelijkheid dat ik iets zou krijgen met deze nerd die welgeteld twee broeken en drie truien in zijn kast had liggen, kwam me zo bespottelijk voor dat ik die niet eens serieus nam. Totdat onze hechtheid zo groot werd, dat ik wel moest denken: ik ben verdorie echt verliefd aan het worden. Ik zei tegen hem: ‘Ik geloof dat ik je heel erg leuk vind.’ Hij antwoordde: ‘Maar ik ben niet verliefd op jou.’
Gek genoeg bleven we elkaar zien, hij bleef de nerd bij wie ik kon bijkomen van het verwarrende studentenleven en dat woog kennelijk zwaarder dan het afgewezen zijn. Ik was immers zelf ook verbaasd dat ik meer voor hem was gaan voelen, het zou vanzelf wel weer overgaan. Op een avond ging hij uit en kwam terug met een meisje dat vanaf dat moment zijn vriendin was. En toen ik even later een vriendje kreeg, leek dat een uitstekend moment om elk ons weegs te gaan, maar toch gebeurde dat niet. Op een dag nam hij me apart en verklaarde me zomaar ineens de liefde. En ik liet me graag overhalen. Nu denk ik weleens: ik heb zijn rust aangezien voor empathie, de kalmte waarmee hij vertelde over de vrienden uit zijn kindertijd die hij elke paar jaar weer moest achterlaten, zag ik aan voor een vorm van wijsheid, van zelfverzekerdheid, van controle – iets waar ik met al mijn twijfels nog heel wat van dacht te kunnen leren. Twintig jaar zijn we samen geweest, sinds een jaar is het uit tussen ons. Ik verbied mezelf naar hem te verlangen, ook al houd ik in zekere zin nog steeds van hem, maar heb intussen sterk het vermoeden dat zijn rust eigenlijk voor iets heel anders stond: voor een gebrek aan commitment, het onvermogen zich te geven en voor afstandelijkheid, het tegendeel dus van empathie.
Al meteen in het begin van onze relatie kondigde hij aan een week te gaan hiken met zijn ex. Dat deed-ie op een vreemde manier.
‘HIJ KWAM ETEN EN IK HAD, NOG STEEDS VOL HOOP, ERWTENSOEP VOOR HEM GEMAAKT’
Hij zei niet: ‘Je hoeft je geen zorgen te maken en als ik terugkom gaan wij iets leuks doen’ – of iets dergelijks. Hij ging gewoon zonder omhaal met haar de bergen in en liet mij vertwijfeld achter, niet wetend of ik mezelf een aansteller moest noemen, of terecht verontwaardigd. Dit voorval is zo typerend voor onze relatie: al die jaren had die iets onuitgesprokens. Alsof we nog niet begonnen waren. Zoals hij me ten huwelijk vroeg, bijvoorbeeld. We waren uit eten en hij zei: ‘Wat denk je, zullen we niet eens trouwen?’ En ik antwoordde, bijna schouderophalend: ‘Ja, waarom niet, dat wil ik wel.’ Tegen de tijd dat ik met mijn moeder naar jurken ging kijken, was zijn belangstelling voor onze bruiloft eigenlijk alweer gedoofd. Maar zo was Maarten, hield ik mezelf voor. Die kon je bij wijze van spreken op de achterbank van de auto zetten en meenemen naar een feestje, zonder dat-ie wist waar we naartoe gingen. Zijn eigenzinnigheid had ook mooie kanten, hij stelde geen eisen. Ik kon aantrekken wat ik wilde en doen wat ik wilde. Wat anderen van ons vonden, maakte hem niet uit. En echt, die eerste tijd was erg gelukkig, maar dat veranderde toen we na drie jaar huwelijk een ivf-traject in gingen. Na de tweede mislukking zei ik voorzichtig dat ik niet zo’n verbeten stel wilde worden dat doodongelukkig wordt als het kinderloos blijft – we moesten vast nadenken over hoe we wilden leven als het niet lukte. Hij schrok en sloeg dicht; pas veel later begreep ik dat het vooruitzicht zonder kinderen te blijven hem beangstigde. Maar op dat moment snapte ik hem niet, want hij sprak zich niet uit. En midden in dat toch al verwarrende ivf-traject zei hij op de terugweg van een gezellig weekend Terschelling: ‘Ik ben toch niet zo geschikt voor een lange relatie, ik ben verliefd op een ander.’ Zijn enige vertrouwde uitweg leek steeds weer ‘een ander’, en daar dan verliefd op worden. En ik zei: ‘Maar wij zijn toch getrouwd? Daar kun je toch niet zomaar de stekker uit trekken?’ Nou, dat was-ie dan ook wel weer met me eens en zo sukkelden we door. Tot hij een paar maanden later een kaartje kreeg van die vrouw op wie hij zo gek was, iemand die net als hij behoorde tot de leiding van een jeugdkamp van jonge hikers: haar tekst op het kaartje suggereerde dat hun verliefdheid allang was gepraktiseerd.






Het is zo idioot hoe snel de tijd vliegt als je probeert bij elkaar te blijven. Ik was intussen 35. De boel klapte, maar we verzoenden ons weer. We kochten een nieuw huis, begonnen opnieuw in een andere woonplaats. Vijf jaar gingen voorbij. Tot op een dag zomaar wéér die ontsnappingswoorden klonken: ‘Ik ben verliefd.’ Ook nu weer was de verliefdheid gericht op een van de organisatrices die hij tijdens een jeugdkamp had leren kennen. En ik begreep: hij had gelijk, hij was niet geschikt voor een lange relatie, hij had dat nooit geleerd. Hoe kan een kind dat zich niet mag hechten aan vrienden ooit een liefdevolle volwassene worden? Op een avond, we woonden tijdelijk uit elkaar, kwam hij eten. Nog steeds vol hoop had ik erwtensoep gemaakt. Ik was blij met hoe gezellig het was en ontspannen en vertrouwd. Toen hij vertelde hoe eenzaam zijn kerstdagen waren geweest, legde ik mijn hand op zijn arm, ik wist hoeveel moeite hij had met contact maken en wilde niks forceren, en vroeg: ‘Wat zou jij nu de rest van de avond het allerliefst willen doen?’ En hij antwoordde: ‘Wat ik wil, is scheiden.’
En dat was het dan. De vrijdag erop had hij voor 25 euro bloemen gekocht bij de bloemist – ik zag het bankafschrift. Best mogelijk dat die voor zijn vriendin waren. Soms denk ik: wij hadden een ongezonde dynamiek. Zijn verknipte jeugd en mijn onzekerheid waren een slechte combi. Al die jaren heb ik gedacht: ik moet hiermee leven, het wordt beter. Maar dat werd het niet. Nu ben ik 42 en heb mijn tijd verdaan. Kinderen kan ik wel vergeten.”