
Groen
Vlinders in je tuin
Wil jij graag meer vlinders naar je tuin lokken? Dan is het belangrijk om te zorgen voor voldoende voedsel voor rups en vlinder maar ook voor voldoende schuilplaatsen. In zijn boek ‘Een duurzame tuin’ legt Albert Vliegenthart van De Vlinderstichting uit hoe dat zit. In het boek vind je nog veel meer praktische tips en informatie over duurzaam tuinieren.
Foto’s: Albert Vliegenthart Foto’s: Albert Vliegenthart, Shutterstock

Vlinders behoren tot de insectenorde Lepidoptera, wat ‘geschubde vleugels’ betekent. Het is de overlappende structuur van deze schubben die dag-en nachtvlinders een prachtige variatie aan kleuren geeft en ze zo uniek maakt. Vlinders gebruiken de vleugels naast het vliegen om zich te camoufleren of vijanden te waarschuwen. De rode kleur van de Sint-Jakobsvlinder geeft al aan dat de vlinder giftig is, net als het Jakobskruiskruid (Jacobaea vulgaris) waar de rupsen van eten. Net als bij andere insecten wordt de zuurstof en de warmte door een netwerk van aderen naar de organen gepompt. Een ander kenmerk van een vlinder is de lange roltong, die ze gebruiken om in diepe bloemkelken nectar te drinken. De twee paar dunne vliesachtige vleugels hechten aan het borststuk en worden ondersteund door een netwerk van aders, die zuurstof en warmte naar de organen in het lijf transporteren.
Levenscyclus
Je weet het vast nog wel: een vlinder kent vier stadia in haar levenscyclus: ei - rups - pop - vlinder. Het eitje komt meestal na een paar dagen uit. Bij sommige vlindersoorten kan het eitje ook overwinteren, waarbij er al een heel klein rupsje in het ei zit. De rups die uit het ei komt, gaat vooral eten en groeien (door te vervellen) en kan zich na drie weken tot wel twintig maanden (bij soorten die twee keer overwinteren) ontwikkelen tot pop. In deze fase vindt de totale gedaanteverwisseling plaats, waarbij de rups vervalt in een soort plasma, waaruit de nieuwe vlinder als het ware helemaal weer wordt opgebouwd. De vlinder ontpopt zich en pompt de vleugels op voor een leven dat voor iedere soort een andere levensduur kent; van enkele dagen tot enkele maanden of zelfs bijna een heel jaar, zoals bij de citroenvlinder.
Wat moet ik over vlinders in mijn tuin weten?
1 Zet goede bloeiende planten in de tuin, zodat er het hele jaar nectar is.
2 Structuur in de tuin is heel belangrijk, want dat zorgt ervoor dat er verschil in microklimaat ontstaat. Er zijn warme plekken, luwe hoekjes en plekken die meer verkoeling bieden als het te warm wordt.
3 Let op dat er ook waardplanten in de tuin zijn, want dan kunnen de vlinders zich ook voortplanten in de tuin. Een hoekje met wat brandnetels of klimop of een andere waardplant is daarvoor essentieel. De tuin is niet alleen een kroeg, maar moet ook een thuis zijn voor vlinders.
4 Voor de overwinterende vlinders is het belangrijk niet alles op te ruimen voor de winter. Menig pop overleeft de winter onder de strooisellaag of wikkelt zich in een blad dat er verdord uitziet in de winter.
5 Houd er een afwisselende tuin op na, met verschil in plantsoorten (kruiden en heesters) en in structuur (indeling en reliëf).

Dag-of nachtvlinder
Het verschil tussen dag-en nachtvlinders is niet zozeer het tijdstip van rondvliegen. De verschillen zitten juist in heel andere kenmerken. Zo hebben dagvlinders aan het uiteinde van de antennen een rond knopje. Nachtvlinders hebben juist gevederde antennen of sprietjes zonder knopje. Het tweede grote verschil is dat de vleugels in rust bij de nachtvlinders over het achterlijf heen zijn gevouwen. Dagvlinders houden de vleugels in rust omhoog.
Dag-of nachtvlinder, de levenscyclus en de functie als indicator voor het landschap zijn voor al deze vlinders vergelijkbaar. Nachtvlinders zijn verdeeld in twee groepen: die met korte en lange tongen en dat zie je terug bij de bloemen die ze bezoeken. Langtongige gebruiken bloemen met een diepe kelk. Er zijn ook nachtvlinders die juist overdag actief zijn. Goede voorbeelden zijn de kolibrievlinder, gamma-uil, zuringspanner en Sint-Jakobsvlinder. In Nederland leven ruim 2300 soorten nachtvlinders. Hierin maken we onderscheid tussen de macroen micronachtvlinders. Hoewel micro heel klein betekent, zijn er enkele bekende micronachtvlinders die toch behoorlijk groot zijn. Het muntvlindertje, kroosvlindertje, de parelmoermot en de buxusmot zijn voorbeelden van grote micro’s.
Extraatje voor de vlinder
Vlinders die als volwassen vlinder overwinteren, moeten veel voedsel tot zich nemen om goed de winter door te komen. Je kunt ze helpen met genoeg bloemen in de tuin of een schaaltje met wat rottend fruit. De vlinders halen de suikers uit de rottende vruchten. Bij het gisten komt alcohol vrij die ervoor zorgt dat vlinders het fruit kunnen traceren. Zo hebben ze extra energie voor de winter en overleven ze beter.

Wat hebben vlinders nodig?
Vlinders hebben een complexe levenscyclus. Je kunt aannemen dat in iedere levensfase van de vlinder er andere eisen gelden om te kunnen overleven. Deze voorwaarden zijn dan ook weer per soort verschillend. De rupsen en de poppen van een gentiaanblauwtje zijn afhankelijk van mieren, terwijl de pop van een oranjetipje juist in de ruigte overwintert. En zo zijn er rupsen die diep in een pol gras overwinteren of onder de grond kruipen, of zich juist in een blad wikkelen. Samengevat kunnen we stellen dat, net als bijen, vlinders plekken voor de overwintering, voedsel (voor de vlinders, maar ook voor de rupsen) en een goed microklimaat nodig hebben. Zie je geen bijen en vlinders, dan is er iets echt iets mis: je tuin is uit balans en ook niet geschikt voor andere dieren.


Energie en voedsel
Variatie in microklimaat voor vlinders is heel belangrijk. Hier kunnen ze profiteren van de warmte. Dat doen ze als rups en ook als volwassen vlinder. De warmte wordt opgevangen en door de aders naar het lijf gebracht waar de organen en vliegspieren zich bevinden. Zo warmt een vlinder op tot ongeveer 30 °C. Een atalanta heeft het gemakkelijk met een donkere mantel. Koolwitjes maken gebruik van hun vleugels. Ze spiegelen als het ware het zonlicht naar hun lijf. Daarom zitten ze vaak met de vleugels halfopen. Citroenvlinders en kleine pages zijn helemaal zonaanbidders. Die kantelen opzij (soms bijna plat) zodat het lijfje vrij in de zon komt te liggen. Zo warmen ze snel op. Nachtvlinders maken gebruik van de snelle vleugelslagen. Hierdoor warmen ze ook op. Dan is het wel belangrijk om zo voldoende voedsel te kunnen vinden. De plek waar vlinders verpoppen is ook bepalend voor de ontwikkeling. Als de verpopping op een te natte plek gebeurt of op een plaats met weinig zon of veel wind, kan de ontwikkeling langer duren, of er komen kleinere vlinders uit. Bij koolwitjes kun je dat goed zien. In warme jaren zie je namelijk grotere vlinders.






Dag-en nachtvlinders drinken vooral suikerrijke nectar. Vrouwtjes hebben veel energie nodig voor het produceren van eitjes en bezoeken bijna altijd bloemen. Specialistische vlindersoorten leven doorgaans korter als volwassen vlinder, waardoor bij sommige soorten de mannetjes (en soms ook de vrouwtjes) helemaal geen nectar drinken en dus ook niet op bloemen worden gezien. Kleine heivlindermannetjes zijn bijvoorbeeld te druk met hun territorium en drinken helemaal geen nectar. De vrouwtjes hebben juist wel nectar nodig. Een ander mooi voorbeeld is de grote weerschijnvlinder, die eigenlijk zelden bloemen bezoekt. Deze viezerik houdt er wel van om op kadavers en ontlasting te eten. Ze nemen dan mineralen op die hun lichaam zelf niet kan aanmaken. Sommige zouten zijn nodig voor de paring. Vaak zijn het bij vlinders dan ook de mannetjes die nog mineralen moeten zoeken.
Overwintering
Vlinders kunnen overwinteren als ei, rups, pop of volwassen vlinder. Voor welke strategie een vlinder kiest, verschilt per soort. Sleedoornpage en kommavlinder overwinteren als eitje. Heivlinder en bruin zandoogje overwinteren juist als rups. Boomblauwtje en groot koolwitje zijn popoverwinteraars en dagpauwoog en citroenvlinder overleven de winter als volwassen vlinder.
Veel nectar
Een van de belangrijkste dingen om te onthouden is dat je het hele jaar door een goed nectaraanbod in je tuin moet hebben. In het voorjaar zijn bloemen belangrijk voor bijen en vlinders. Vooral in het vroege voorjaar zijn tuinen een aanvulling op het voedselaanbod. In het najaar moeten de in overwintering gaande soorten een goede energievoorraad opbouwen. Suiker, dus nectar, is dan heel belangrijk. Zet daarom planten uit de top tien voor voorjaar en najaar (zie de kaders op deze pagina) in je tuin, dan komen bijen en vlinders graag op bezoek en heb je lang kleur in je tuin.
VLINDERPLANTEN VOORJAAR
1 Winterheide (Erica)
2 Gevlekt longkruid (Pulmonaria officinalis)
3 Sleedoorn (Prunus spinosa)
4 Blauwe druifjes (Muscari botryoides)
5 Zoete kers (Prunus avium)
6 Wilg (Salix)
7 Fruitbomen, zoals appel/pruim (Malus/Prunus)
8 Paardenbloem (Taraxacum officinale)
9 Damastbloem (Hesperis matronalis)
10 Scheefbloem (Iberis sempervirens)
VLINDERPLANTEN NAJAAR
1 Koninginnenkruid (Eupatorium)
2 Herfstanemoon (Anemone)
3 Hemelsleutel (Sedum)
4 Gele zonnehoed (Rudbeckia)
5 IJzerhard (Verbena bonariensis)
6 ‘Blauwe’ ooievaarsbek (Geranium Rozanne)
7 Azuren monnikskap (Aconitum carmichaelii)
8 Rode duizendknoop (Persicaria amplexicaulis)
9 Vlasbekje (Linaria vulgaris)
10 Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare)

Boek Een duurzame tuin/Handboek voor diervriendelijk en natuurlijk tuinieren
Auteur Albert Vliegenthart
Prijs € 22,50
ISBN 978 904 392 615 7
Uitgever Kosmos